Module4_Winst_en_DGA-4

2.3.2 De wijze van etikettering

Verplicht ondernemingsvermogen

Een vermogensbestanddeel dat uitsluitend of nagenoeg uitsluitend (90% of meer) ­binnen de onderneming wordt gebruikt, moet tot het ondernemingsvermogen ­worden gerekend. Voorbeelden hiervan zijn een winkelpand, een heftruck en ­machines die voor de onderneming worden gebruikt, de debiteuren en de ­crediteuren.

Verplicht ondernemings­­vermogen

Verplicht privévermogen

Een vermogensbestanddeel dat uitsluitend of nagenoeg uitsluitend (90% of meer) privé wordt gebruikt, moet tot het privévermogen worden gerekend. Dit zijn dus de vermogensbestanddelen die geen of nauwelijks een zakelijke band met de onderneming hebben. Voorbeelden hiervan zijn het privéwoonhuis, de inboedel die zich in de woning bevindt en de motorfiets die uitsluitend voor privédoeleinden is bestemd.

Verplicht ­privévermogen

Voorbeeld

Moniek heeft een winkel in sieraden in de binnenstad van Breda. Het winkelpand is eigendom van Moniek. Moniek woont elders in de stad in een appartement dat eveneens haar eigendom is. Het winkelpand behoort voor Moniek tot haar ­verplichte ondernemingsvermogen. Het appartement is verplicht privévermogen.

Keuzevermogen

Keuzevermogen

Tot het keuzevermogen behoren de vermogensbestanddelen die tussen het verplicht ondernemings­vermogen en verplicht privé­vermogen in zitten. Deze vermogensbestanddelen worden zowel zakelijk als privé gebruikt. Te denken valt aan een woon-winkelpand en een personenauto die zowel zakelijk als privé wordt gebruikt. Als er sprake is van keuzevermogen, mag de ondernemer binnen de grenzen van de redelijkheid kiezen of hij dat vermogens­bestanddeel al dan niet op zijn balans opneemt.

Onroerende zaken

Onroerende zaken

In deze paragraaf wordt dieper ingegaan op de verschillende etiketteringsmogelijkheden bij onroerende zaken. De etikettering is afhankelijk van het gebruik en de indeling van het betreffende pand. Er zijn de navolgende mogelijkheden.

1. Het pand wordt volledig zakelijk gebruikt

Dit pand behoort tot het verplichte ondernemingsvermogen en moet dus op de balans worden opgenomen.

2. Het pand wordt volledig privé gebruikt en vervult geen enkele functie binnen de onderneming

Dit pand behoort tot het verplichte privévermogen en mag dus niet op de balans worden opgenomen. Als het pand de eigen woning in de zin van art. 3.111 Wet IB betreft, valt het pand in box 1. Is dit niet het geval, dan valt het pand onder de inkomsten uit sparen en beleggen in box 3.

3. Het pand betreft een woon-bedrijfspand dat bouwkundig niet gesplitst is; dat wil zeggen dat het woongedeelte geen aparte ingang heeft

Dit pand behoort – als het ene gedeelte niet te veel overheerst ten opzichte van het andere deel – tot het keuzevermogen. De ondernemer heeft de volgende drie keuzemogelijkheden:

– hij rekent het volledige pand tot zijn ondernemingsvermogen;

– hij rekent het volledige pand tot zijn privévermogen;

– hij neemt het deel dat toe te rekenen is aan de onderneming op zijn balans op en houdt het privédeel privé.

4. Het pand betreft een woon-bedrijfspand dat wel bouwkundig gesplitst is; dat wil zeggen dat zowel het woon- als bedrijfsgedeelte een aparte ingang hebben

In deze situatie moet het bedrijfsgedeelte verplicht op de balans worden opgenomen. Met betrekking tot het woongedeelte geldt het volgende:

– als het woongedeelte voorziet in de woonbehoefte van de ondernemer zelf en niet of slechts zeer bijkomstig dienstbaar is aan de onderneming, is sprake van verplicht privévermogen;

– in alle andere gevallen is sprake van keuzevermogen.

Voorbeeld

Situatie a

Hans heeft een kledingwinkel. Op 1 februari 2024 koopt hij een woon-winkelpand. Op de begane grond ­vestigt Hans zijn winkel. Het bovengedeelte is middels een aparte ingang bereikbaar, hier gaat Hans met zijn gezin wonen en dit gedeelte heeft verder geen functie binnen de onderneming. Het woon-winkelpand is een bouwkundig ­splitsbaar pand. Hans is verplicht om het bedrijfsgedeelte op zijn balans op te nemen. Het woongedeelte is verplicht privévermogen.

Situatie b

Dirk heeft een winkel in computerbenodigdheden. Op 1 maart 2024 koopt hij een woon-winkelpand. Op de begane grond vestigt Dirk zijn winkel. Het boven­gedeelte is middels een aparte ingang bereikbaar, dit gedeelte is verhuurd aan ­studenten. Het woon-winkelpand is een bouwkundig splitsbaar pand. Dirk is ­verplicht om het winkel­gedeelte op zijn balans op te nemen. De verhuurde bovenwoning vormt voor hem keuze­vermogen. Dirk mag het woongedeelte op zijn balans opnemen, maar hij mag dit gedeelte ook privé houden. Als hij kiest voor privévermogen, gaat de bovenwoning tot zijn box 3-vermogen behoren.

Invloed huwelijksgoederenregime op de vermogens­etikettering

Trouwen zonder het maken van huwelijkse voorwaarden ofwel gehuwd in gemeenschap van goederen

Voor huwelijken die gesloten zijn voor of uiterlijk op 31 december 2017 had trouwen zonder het maken van huwelijkse voorwaarden tot gevolg dat alle bezittingen en schulden gemeenschappelijk werden. Door het huwelijk ontstond een algehele gemeenschap van goederen. Voor huwelijken die gesloten zijn vanaf 1 januari 2018 geldt dat alleen wat de beide echtgenoten gedurende het huwelijk hebben opgebouwd in de gemeenschap valt. Het voorhuwelijkse vermogen per echtgenoot alsmede giften en erfenissen (zowel voor als tijdens het huwelijk) blijven privévermogen. Bij een huwelijk dat is gesloten op of na 1 januari 2018 ontstaat een beperkte gemeenschap van goederen. Als er sprake is van een pand dat op grond van deze regels tot het vermogen van één van de echtelieden behoort, gelden voor de vermogensetikettering dezelfde regels als hierna zijn genoemd in de situatie dat de echtelieden buiten gemeenschap van goederen zijn gehuwd.

Man en vrouw zijn in gemeenschap van goederen gehuwd

Gemeenschap van goederen

Stel, de man is ondernemer en is in gemeenschap van goederen gehuwd. Tot de huwelijksgoederengemeenschap behoort een bedrijfspand. In dat geval moet de man het volledige pand op zijn ondernemingsbalans opnemen (dus niet de helft).

Man en vrouw zijn buiten gemeenschap van goederen gehuwd

Buiten gemeen­schap van ­goederen

1. Stel, de man is ondernemer en het pand behoort toe aan de vrouw. Als het stel buiten gemeenschap van goederen is gehuwd, kan de man het pand niet op zijn balans opnemen, omdat hij dit pand niet bezit. Als de vrouw het pand ter beschikking stelt aan de man, valt dit pand voor de vrouw onder de terbeschikkings­stellingsregeling van art. 3.91 Wet IB. Een zakelijke huuropbrengst is op grond hiervan bij haar belast in box 1; bij de man is deze huur aftrekbaar ten laste van zijn winst uit onder­neming.

2. Stel, de man is ondernemer en het pand is van hem. In die situatie behoort het gehele pand voor de man tot het verplichte ondernemingsvermogen.

3. Stel, de man is ondernemer en het pand behoort de echtelieden ieder voor de onverdeelde helft toe. In dat geval moet de man de onverdeelde helft van het pand op zijn balans als verplicht ondernemingsvermogen opnemen. De onverdeelde helft die eigendom van de vrouw is, valt onder de terbeschikkingstellings­regeling.

Voorbeeld

Situatie a

Hendrik start een horecazaak. Hij heeft een pand gekocht. Op de benedenverdieping is de onderneming gevestigd. De bovenwoning is verhuurd aan Alfonds Jansen en ­Marjolein Knippels. De bovenverdieping is bereikbaar via een aparte voordeur naast de toegang tot het restaurant. Het ondernemingsdeel, de begane grond, is verplicht ondernemingsvermogen. De bovenwoning is keuzevermogen.

Situatie b

Ondernemer Ralf Rodolf heeft een niet-splitsbaar woon-winkelpand. Hij heeft het pand volledig tot zijn ondernemingsvermogen gerekend. De WOZ-waarde van het woon­gedeelte is € 160.000. Alle kosten die betrekking hebben op het pand zijn onder­nemings­kosten. Ook de gehele financieringsrente mag als bedrijfslast ­worden ­opgevoerd. Omdat de ondernemer woont in de woning die deel uitmaakt van zijn onderneming, moet hij een verhoogd eigenwoningforfait aangeven. Dit forfait is 1,20% van € 160.000 ofwel € 1.920 (art. 3.19 Wet IB).

Situatie c

Ondernemer René Romijn bezit een woon-winkelpand. Dit pand is niet splitsbaar. René rekent het hele pand tot zijn privévermogen. Het pand heeft een WOZ-waarde van € 400.000. Hiervan is 60% (€ 240.000) toe te rekenen aan het bedrijfsgedeelte en 40% (€ 160.000) aan de woning. Voor de aankoop van het pand is een lening afgesloten van € 200.000. René moet voor de woning in box 1 een eigenwoningforfait aangeven over een bedrag van € 160.000 (0,35% van € 160.000 is € 560). Over een bedrag van € 80.000 (40% van € 200.000) mag de verschuldigde rente in box 1 als eigenwoningschuld worden afgetrokken.

In box 3 moet René het ondernemingsgedeelte van € 240.000 aangeven en kan hij een schuld van € 120.000 (60% van € 200.000) aftrekken. Bij het bepalen van de winst uit onderneming mag op grond van art. 3.17 lid 1 letter c ten 1e Wet IB maximaal rekening worden gehouden met een gebruiksvergoeding van ten hoogste het voordeel uit sparen en beleggen dat ter zake van deze bezitting in aanmerking wordt ­genomen.

Situatie d

Stel dat René het pand splitst conform het gebruik. Dan wordt bij René in verband met de woning in box 1 een ­inkomen belast van € 560 (eigenwoningforfait: 0,35% van € 160.000) en mag hij daarop de rente over € 80.000 als eigenwoningschuld in mindering brengen. Het bedrijfsgedeelte behoort tot het ondernemingsvermogen. In ­verband hiermee mag René de rente over € 120.000 alsmede alle andere kosten die ­betrekking hebben op het bedrijfs­gedeelte als ondernemingskosten ten laste van zijn winst uit onderneming brengen.