Module4_Winst_en_DGA-6

4.6.2 Het vormen en aanwenden van de herinvesteringsreserve

Voor het vormen van een herinvesteringsreserve gelden de volgende voor­waarden:

– er moet sprake zijn van de vervreemding van een bedrijfsmiddel;

– er moet op balansdatum een herinvesteringsvoornemen bestaan dat binnen 3 jaren, na afloop van het boekjaar waarin de vervreemding heeft plaatsgevonden, gerealiseerd moet zijn. Als na 3 jaar de herinvestering niet heeft plaats­gevonden, moet de herinvesteringsreserve op dat moment in de winst worden begrepen. Een verlenging van de 3-jaarstermijn is mogelijk als:

a. in verband met het aan te schaffen of voort te brengen bedrijfsmiddel een langer tijdvak is vereist (art 3.54 lid 5 letter a Wet IB);

b. de aanschaffing of voortbrenging, mits daaraan een begin van uitvoering is gegeven, door bijzondere omstandigheden is vertraagd (art 3.54 lid 5 ­letter b Wet IB).

De ondernemer kan een herinvesteringsreserve in principe afboeken op elk willekeurig ander aan te schaffen bedrijfsmiddel. Alleen als een gevormde reserve wordt afgeboekt op de aankoopprijs van een bedrijfsmiddel waarover normaal gesproken niet wordt afgeschreven of gedurende een periode van meer dan 10 jaar wordt afgeschreven, moet de reserve zijn gevormd bij verkoop van een bedrijfsmiddel dat economisch gezien eenzelfde functie had (art. 3.54 lid 4 Wet IB).

Economisch ­eenzelfde functie

Voorbeeld

– Er wordt een pand (lang afschrijfbaar bedrijfsmiddel) verkocht en daarbij wordt een herinvesterings­reserve gevormd. Deze reserve kan worden afgeboekt op de aanschafprijs van een computer, een auto of een ander pand.

– Er wordt een auto (kort afschrijfbaar bedrijfsmiddel) verkocht en daarbij wordt een herinvesterings­reserve gevormd. Deze reserve mag wel worden afgeboekt op de aanschafprijs van een computer of een andere auto, maar niet op die van een pand (lang afschrijfbaar bedrijfsmiddel).