Module4_Winst_en_DGA-9

7.1.4 Excessief lenen bij de eigen bv

Veel aanmerkelijkbelanghouders lenen geld van hun eigen vennootschappen. De schulden aan de eigen bv ontstaan meestal doordat van de zakelijke rekening van de bv privé-uitgaven ten behoeve van de aandeelhouder worden betaald of geld wordt geleend voor de aankoop van onroerend goed of beleggingen in privé.

Voorbeeld

Frits Klaassen bezit alle aandelen in Klassico bv. Klassico bv bezit € 300.000 aan liquide middelen. Frits wil hiervan € 150.000 aanwenden voor de aanschaf van privé­beleggingen.

Als Frits € 150.000 aan dividend uit laat keren, houdt hij na de box 2-heffing van € 43.805 (24,5% over € 67.000 + 33% over € 83.000) een bedrag van € 106.195 over om mee te beleggen. Ervan uitgaande dat hij belaste ­bezittingen voor box 3 aanschaft, telt dit bedrag mee voor zijn rendementsgrondslag.

Frits besluit om geen dividend uit te laten keren, maar hij leent in privé € 150.000 van Klassiko bv. Hij kan dan het volledige bedrag van € 150.000 beleggen. Een geldlening is geen dividenduitkering, waardoor geen box 2-heffing is verschuldigd. Voor de bepaling van de rendementsgrondslag van box 3 tellen de beleggingen mee, maar komt het bedrag van de geldlening (na aftrek van de schuldendrempel) in mindering.

Bovenstaand voorbeeld laat zien dat voor een aanmerkelijkbelang­houder lenen van de bv fiscaal aantrekkelijker is dan het uitkeren van dividend. Door geld te lenen van de bv kan de aanmerkelijk­belanghouder de box 2-heffing langdurig uitstellen. Om dit belasting­uitstel te voorkomen is een maatregel tegen excessief lenen bij de eigen bv opgenomen (art. 4.13 lid 1 letter f Wet IB): leningen van vennootschappen worden aangemerkt als een regulier voordeel voor zover die leningen hoger zijn dan € 500.000 (art. 4.14a lid 2 Wet IB). Alle typen leningen vallen onder de regeling ter bepaling van het totaalbedrag aan schulden. Daarnaast ­worden alle schulden van de aanmerkelijkbelanghouder bij meerdere van zijn vennootschappen voor de toepassing van deze maatregel samengenomen.

Excessief lenen

Alleen een lening die een eigenwoningschuld vormt voor de aanmerkelijkbelanghouder is uitgezonderd. Om te kwalificeren voor deze uitzondering van de maat­regel moet de schuld voldoen aan de voorwaarden van de eigenwoningregeling in de Wet IB, met als extra voorwaarde dat de aanmerkelijkbelanghouder een recht van hypotheek op de eigen woning verstrekt aan zijn vennootschap (art. 4.14a lid 6 Wet IB).

Eigenwoningschuld

Het fictieve reguliere voordeel

Als de totale som van de schulden hoger dan € 500.000 is, wordt dat meerdere als inkomen uit aanmerkelijk belang belast. Dit bovenmatige deel van de schulden wordt vastgesteld aan het einde van het kalenderjaar en wordt als fictief regulier voordeel voor dat kalenderjaar in aanmerking genomen.

Fictief regulier voordeel

Deze regeling heeft alleen gevolgen voor de bepaling van het inkomen uit aanmerkelijk belang (box 2) van de inkomstenbelasting. Dit betekent dat de maatregel niet doorwerkt naar de overige ­fiscale wet- en regelgeving, zoals box 1 en box 3 van de inkomsten­belasting, de dividendbelasting en de vennootschapsbelasting. Ook heeft deze fictie heeft geen civielrechtelijke betekenis. De lening, inclusief rente- en aflossingsverplichtingen, blijft civielrechtelijk bestaan, ondanks dat in verband met de lening inkomen in box 2 wordt genoten. Voor de vennootschap (schuld­eiser) betekent dit dat de waardering van de vordering op de aandeelhouder (schuldenaar) op de fiscale balans als gevolg van deze maatregel geen wijziging ondergaat en dat de vennootschap periodiek ook over het voor de aanmerkelijkbelanghouder bovenmatige deel van de lening rente ontvangt en moet verantwoorden in haar resultaten­rekening.

Als een positief fictief regulier voordeel is belast (art. 4.14a lid 1 ­letter a Wet IB), wordt het maximumbedrag van € 500.000 verhoogd met het eerdere in aanmerking genomen fictieve reguliere voordeel (art. 4.14a lid 2 Wet IB). Het reguliere voordeel kan ook negatief zijn (art. 4.14a lid 1 letter b Wet IB). Dit doet zich voor als op de geldlening wordt afgelost. Het negatieve voordeel is het verschil tussen de schuld en het maximumbedrag, maar is niet meer dan eerder als positief regulier voordeel in aanmerking is genomen. De werking van het positieve en negatieve reguliere voordeel wordt verduidelijkt aan de hand van onderstaande voorbeelden.

Voorbeeld

Situatie a: Positief regulier voordeel

Marnix Nooren bezit alle aandelen in Noorderlicht bv. Marnix heeft op 31 december 2024 een schuld aan zijn bv van € 900.000.

Bij Marnix wordt een positief regulier voordeel in aanmerking genomen van € 400.000 (€ 900.000 –/– € 500.000). In 2025 heeft Marnix een maximumbedrag van € 900.000 (€ 500.000 + € 400.000).

Situatie b: Negatief regulier voordeel

Marnix Nooren uit het vorige voorbeeld lost in 2025 € 300.000 af op zijn schulden, op 31 december 2025 is zijn schuld € 600.000.

Het bovenmatige deel van de schulden in 2025 is negatief € 300.000 (€ 600.000 –/– € 900.000).

Dit negatieve fictieve reguliere voordeel kan Marnix verrekenen met zijn inkomen in box 2 van 2025. Voor zover dit niet mogelijk is, kan hij het negatieve fictieve reguliere voordeel verrekenen met 2024 of de 6 volgende belastingjaren. Het maximumbedrag daalt tot € 600.000.

Samentelling met partner

De aanmerkelijkbelanghouder wordt niet individueel maar met zijn partner gezamenlijk in de heffing betrokken voor schulden boven de € 500.000 (art. 4.14a lid 3 Wet IB). Voor zover de relevante schulden van de aanmerkelijkbelanghouder, zijn partner of hen beiden in totaal meer dan € 500.000 bedragen, is sprake van een fictief regulier voordeel. Dit inkomensbestanddeel wordt in beginsel in aanmerking genomen bij degene die het inkomensbestanddeel geniet. Indien de aanmerkelijkbelanghouder en zijn partner het gehele jaar als fiscaal partner worden aan­gemerkt, is het inkomensbestanddeel – net als ander inkomen uit aanmerkelijk belang – vrij toerekenbaar tussen beide partners, met dien verstande dat in totaal 100% in aanmerking moet worden genomen. Het is hierbij niet van belang of de schulden zijn aangegaan door de belastingplichtige of door zijn partner en/of de schulden behoren tot het individuele vermogen van de belastingplichtige of van zijn partner.

Partner

Voorbeeld

Max is gehuwd met Meghan. Tot hun vermogen behoren de aandelen in ­Saphier bv. Max heeft op 31 december 2024 een schuld aan Saphier bv van € 400.000 en Meghan een schuld van € 800.000.

Als positief fictief regulier voordeel wordt € 700.000 (€ 1.200.000 –/– € 500.000) in aanmerking genomen. Dit bedrag is een gemeenschappelijk inkomensbestanddeel en mag worden toegerekend in de onderlinge verhouding die Max en ­Meghan kiezen.

Verbonden personen

De regeling van excessieve schulden is ook van toepassing op schulden die met de aanmerkelijkbelanghouder verbonden personen hebben aan de vennootschap van de aanmerkelijkbelanghouder. Onder met de belastingplichtige verbonden personen worden in dit verband verstaan: de bloed- of aanverwanten in de rechte lijn van de aanmerkelijkbelanghouder of van zijn partner. De schulden van een verbonden persoon bij de vennootschap van de aanmerkelijkbelanghouder ­worden toegerekend aan de aanmerkelijkbelanghouder indien deze schulden hoger zijn dan € 500.000 en de verbonden persoon zelf geen aanmerkelijk belang in de vennootschap heeft (art. 4.14b lid 1 Wet IB).

Verbonden ­personen

Voorbeeld

Yusuf bezit alle aandelen in Meubleta bv. Yusuf heeft een meerderjarige dochter, Yasmin. Yusuf heeft een schuld aan Meubleta bv van € 600.000. Meubleta bv leent € 900.000 aan Yasmin.

Yasmin heeft geen aanmerkelijk belang in Meubleta bv, waardoor bij haar geen ­fictief regulier voordeel in aanmerking kan worden genomen. De schuld die ­Yasmin aan Meubleta bv heeft, wordt toegerekend aan Yusuf voor zover die schuld meer bedraagt dan € 500.000. De relevante schulden van Yusuf bedragen € 1.000.000 (€ 600.000 + € 400.000). Bij Yusuf wordt een fictief regulier voordeel in de heffing betrokken van € 500.000. Het maximumbedrag van Yusuf wordt met € 500.000 verhoogd tot € 1.000.000.

Indien de belastingplichtige aan het eind van het jaar niet langer een aanmerkelijk belang bezit, wordt op grond van art. 4.14a lid 5 Wet IB geacht dat hij op grond van art. 4.14a lid 1 Wet IB toch een aanmerkelijk belang bezit en het bedrag van de schulden nihil is. Deze fictie bewerkstelligt dat bij het einde van een aanmerkelijk belang een negatief fictief voordeel in aanmerking wordt genomen.

Niet langer een aanmerkelijk belang

Voorbeeld

Abco Broeders bezit alle aandelen in Broesem bv. In 2024 leent Abco € 900.000 van Broesem bv. Bij Abco wordt in 2024 een positief regulier voordeel van € 400.000 in aanmerking genomen.

In 2025 verkoopt Abco zijn aandelen Broesem bv aan Corné Damen. De schuld wijzigt niet, zodat Abco € 900.000 aan Broesem bv verschuldigd blijft.

Op grond van art. 4.14a lid 5 Wet IB geniet Abco in 2025 een negatief regulier voordeel, berekend alsof Abco aan het eind van het jaar nog een aanmerkelijk belang bezat en het bedrag van de schulden nihil was. Abco heeft dus in 2025 een negatief regulier voordeel van € 400.000. Dit negatieve voordeel kan hij ver­rekenen met de vervreemdingswinst die is ontstaan door de verkoop van de aandelen Broesem bv aan Corné.