Makelaar Wim Woning schaft op 1 maart 2023 een computer met toebehoren aan. De aanschafprijs is € 9.000. De economische levensduur is 4 jaar, de restwaarde is 0.
Bereken de afschrijving op de computer over het jaar 2023.
Op grond van art. 3.30 lid 2 Wet IB is de afschrijving maximaal 20% op jaarbasis. Het gegeven dat de economische levensduur korter is (4 jaar in plaats van 5 jaar), is verder niet van belang. Het eerste jaar moet Wim tijdsgelang afschrijven. De afschrijving is dus 10/12 × 20% van € 9.000 = € 1.500.
Heeft Wim recht op investeringsaftrek met betrekking tot deze investering? Zo ja hoe hoog is deze?
Ja, de investeringsaftrek is 28% van € 9.000 = € 2.520 (art. 3.41 Wet IB). Als Wim in dit jaar nog andere investeringen in bedrijfsmiddelen heeft gedaan, kan hierdoor het percentage lager worden.
Esra Sahin is in 2019 gestart als zelfstandig grafisch ontwerpster. Zij heeft een eigen woning met een vrijstaande garage. In 2023 is de vrijstaande garage omgebouwd tot werkruimte. De garage wordt vanaf 1 juli 2023 uitsluitend gebruikt voor ondernemingsactiviteiten. De waarde in het economisch verkeer vóór de verbouwing is per 1 juli 2023 € 27.500. De verbouwingskosten zijn € 7.500.
Behoort de garage na de verbouwing op 1 juli 2023 tot het verplicht privévermogen, verplicht ondernemingsvermogen of keuzevermogen? Motiveer het antwoord en vermeld zo nodig het bedrag waarvoor de garage op de balans per 1 juli 2023 moet worden opgenomen.
De garage behoort tot het verplichte ondernemingsvermogen, omdat deze uitsluitend gebruikt wordt binnen de onderneming. De garage moet worden geactiveerd op de balans voor de waarde in het economische verkeer voor de verbouwing plus de verbouwingskosten: € 27.500 + € 7.500 = € 35.000.
Esra heeft in 2023 € 25.000 van haar vader geleend. Met dit bedrag heeft zij binnen haar onderneming de volgende investeringen gedaan:
Bereken voor Esra de investeringsaftrek over het jaar 2023. Houd hierbij ook rekening met de investeringen die betrekking hebben op de vrijstaande garage. Geef ook de berekening.
De investeringsaftrek wordt berekend over:
Investeringsaftrek: € 15.500 × 28% = € 4.340
Toelichting: voor de inbreng van de garage vanuit privé bestaat geen recht op investeringsaftrek omdat bij een inbreng vanuit privé geen sprake is van investeren in de zin van art. 3.43 Wet IB; de personenauto is een van de investeringsaftrek uitgesloten bedrijfsmiddel (art. 3.45 lid 1 letter d Wet IB).
In de Wet IB is een aantal faciliteiten voor ondernemers opgenomen, waaronder de ondernemersaftrek.
Uit welke onderdelen bestaat de ondernemersaftrek?
(art. 3.74 Wet IB)
Pieter Knars is melkveehouder in Helmond. In het jaar 2023 heeft Pieter de volgende aankopen voor zijn onderneming gedaan:
Pieter heeft op 1 december 2023 een contract met een aannemer gesloten voor de bouw van een nieuwe werktuigenloods. De aanneemsom is € 100.000; de oplevering van de loods vindt plaats in maart 2024. In december 2023 heeft Pieter € 10.000 aan de aannemer betaald.
In hoeverre is er sprake bij bovenstaande uitgaven van een investering in een bedrijfsmiddel of van het aanleggen van voorraden?
Er bestaat recht op € 17.841; de loods is in 2023 nog niet in gebruik genomen. Om deze reden geldt maximaal het bedrag dat in 2023 betaald is.
Geef van bovenstaande uitgaven aan of Pieter voor de bovengenoemde investering (en) wel of geen recht heeft op investeringsaftrek. Vermeld bij ‘geen’, als er sprake is van een investering in een bedrijfsmiddel, op grond van welk wetsartikel hier geen recht op bestaat. Vermeld bij ‘wel’ het bedrag dat Pieter in het jaar 2023 in aftrek kan brengen. Neem voor het beantwoorden van dit onderdeel onderstaande tabel over.
De hierboven genoemde personenauto rijdt op diesel en is aangeschaft op 1 november 2022. Pieter heeft een kilometeradministratie van de gereden ritten bijgehouden. Hieruit blijkt dat Pieter in de periode van 1 november 2022 tot en met 31 december 2022 450 kilometer privé met de auto heeft gereden. De aanschafprijs is gelijk aan de cataloguswaarde van de auto.
Moet Pieter bij de winstberekening rekening houden met een bedrag wegens het privégebruik van de auto? Motiveer het antwoord en geef zo nodig een berekening.
Ja. Op jaarbasis wordt meer dan 500 kilometer privé met de auto gereden. De bijtelling is 2/12 × 22% van € 25.000 = € 916.
Pieter heeft in 2022 een opslagloods met een bijbehorend stuk weiland van 2 hectare verkocht aan een andere melkveehouder. De opbrengst van de loods was € 120.000, de boekwaarde was € 30.000. Pieter wil de opbrengst van de loods gebruiken voor een investering in nieuwe landbouwmachines.
Mag Pieter een herinvesteringsreserve vormen in verband met de verkoop van de loods? Motiveer het antwoord.
Ja. De herinvesteringsreserve die is gevormd bij de vervreemding van een duurzaam bedrijfsmiddel moet, als er sprake is van eenzelfde economische functie, worden afgeboekt op de aanschafprijs van een nieuw aangeschaft duurzaam bedrijfsmiddel. Deze herinvesteringsreserve mag echter ook worden afgeboekt op een nieuw aangeschaft niet duurzaam bedrijfsmiddel (dat hoeft dan niet eenzelfde economische functie te hebben). Dit volgt uit de tekst van art. 3.54 lid 3 Wet IB. Wel moet voldaan zijn aan de boekwaarde-eis van art. 3.54 lid 2 Wet IB.
Het stuk weiland is verkocht voor € 80.000. De boekwaarde was € 20.000.
Geef gespecificeerd een berekening van de bedragen die Pieter in zijn fiscale winstberekening op moet nemen in verband met de verkoop van het weiland.
€ 80.000
Gerrit Helder exploiteert een stomerij. Door het vele vocht dat vrijkomt, moet hij eens in de 10 jaar het dak van zijn bedrijfspand laten vervangen. De herstelkosten voor het dak zijn eens in de 10 jaar € 70.000. In het jaar 2024 moet het dak wederom vervangen worden. De herstelkosten heeft hij in het verleden steeds ten laste van de winst gebracht op het moment dat hij de uitgaven deed. Gerrit wil zijn winst over het jaar 2023, binnen de wettelijke mogelijkheden, zo laag mogelijk vastgesteld zien.
Hij stelt aan u de volgende vragen:
Is er een mogelijkheid om met deze toekomstige uitgaven in 2023 al rekening te houden? Motiveer het antwoord.
Ja. Er kan een kostenegalisatiereserve worden gevormd (art. 3.53 Wet IB). De toekomstige uitgaven worden mede opgeroepen door de bedrijfsvoering over het jaar 2023.
Zo ja, welk bedrag kan dan ten laste van de winst over het jaar 2023 worden gebracht? Geef een berekening.
Aftrekbaar is een evenredig deel van de kosten die betrekking hebben op het jaar 2023. Er is geen inhaalreservering toegestaan. In 2023 kan gereserveerd worden 1/10 deel van € 70.000 = € 7.000.
Piet verkoopt een stuk grond dat tot zijn ondernemingsvermogen behoort. De verkoopopbrengst is € 40.000, de boekwaarde is € 25.000. De boekwinst van € 15.000 wil hij afboeken op de aanschaf van een nieuwe vrachtauto.
Is deze afboeking toegestaan? Motiveer het antwoord.
Ja. De HIR is gevormd voor een lang afschrijfbaar bedrijfsmiddel (langer dan 10 jaar). Het is toegestaan om de HIR die is gevormd voor een lang afschrijfbaar bedrijfsmiddel af te boeken op een kort afschrijfbaar bedrijfsmiddel.
Leo Marcussen heeft een expeditiebedrijf. In februari 2022 verkoopt hij een vrachtauto met een boekwaarde van € 40.000 voor € 70.000. Voor de boekwinst vormt hij een herinvesteringsreserve. In november 2022 koopt hij een nieuwe vorkheftruck voor € 55.000. In het jaar 2022 zijn er verder geen investeringen gedaan.
Kan Leo de in februari 2023 gevormde herinvesteringsreserve met betrekking tot de verkoop van de vrachtauto afboeken op de investering in de nieuwe vorkheftruck? Motiveer het antwoord.
Ja, de vorkheftruck is een bedrijfsmiddel. Een gevormde herinvestering kan worden afgeboekt op investeringen in bedrijfsmiddelen omdat de afschrijvingsduur minder dan 10 jaar is.
Geef het verloop van de herinvesteringsreserve over het jaar 2023.
Na afboeking van de herinvesteringsreserve (HIR) op het vervangende bedrijfsmiddel mag de boekwaarde niet dalen beneden het bedrag van de boekwaarde onmiddellijk voorafgaand aan de vervreemding van het bedrijfsmiddel ter zake waarvan de HIR is gevormd, art. 3.54 lid 1 letter a Wet IB. Het verloop van de HIR is hierdoor als volgt:
Marcel Nikkesen heeft een machinale houtzagerij. In maart 2023 verkoopt hij een machine met een boekwaarde van € 20.000 voor € 28.000. Voor de boekwinst vormt hij een herinvesteringsreserve. In oktober koopt hij een perceel grond voor een nieuw te bouwen bedrijfspand voor € 100.000. Hij boekt de herinvesteringsreserve af op de aankoopprijs van de grond. In het jaar 2023 zijn er verder geen investeringen gedaan.
Is het toegestaan dat Marcel de gevormde herinvesteringsreserve afboekt op de investering in de grond? Motiveer het antwoord.
Nee, een gevormde HIR op een kort afschrijfbaar bedrijfsmiddel (≤ 10 jaar), mag niet worden afgeboekt op een niet of lang afschrijfbaar bedrijfsmiddel (>10 jaar) (art. 3.54 lid 4 Wet IB).
Niko Oosting heeft een staalconstructiebedrijf. Eens in de 5 jaar laat hij zijn bedrijfspand schilderen. De kosten hiervan zijn € 15.000. De eerstvolgende schilderbeurt is in 2025. In 2023 besluit Niko om hiervoor een kostenegalisatiereserve te vormen. Hij neemt per 31 december 2023 op zijn balans een reserve op van € 9.000. In zijn boekhouding heeft hij de volgende journaalpost gemaakt:
Mag Niko in 2023 een kostenegalisatiereserve voor de schilderkosten vormen?Motiveer het antwoord.
Ja. Een reserve tot gelijkmatige verdeling van kosten en lasten dient om kosten en lasten die door de bedrijfsuitoefening over enig jaar noodzakelijk zijn geworden, ten laste van dat jaar te brengen, ook al zijn zij daarin niet in uitgaaf gebracht (art. 3.53 lid 1 letter a Wet IB). Dit is bij periodieke schilderkosten het geval.
Indien Niko een kostenegalisatiereserve mag vormen, heeft hij deze dan juistberekend? Motiveer het antwoord.
Nee, Niko heeft een inhaal over de jaren 2021 en 2022 toegepast. Inhaaltoevoegingen zijn, behoudens uitzonderingen, niet toegestaan. De toevoeging over 2023 moet € 3.000 zijn.
Gerrit Sprong, 56 jaar, heeft een advocatenmaatschap met zijn dochter Bettine. Gerrit exploiteerde tot en met het jaar 2022 de onderneming als eenmanszaak. Per 1 januari 2023 is Bettine toegetreden tot de maatschap. Beiden zijn advocaat. De winstverdeling is: 2/3e voor Gerrit en 1/3e voor Bettine. De maatschapwinst over 2023 is € 180.000. In 2023 werkten Gerrit en Bettine ieder 1.500 uren voor de maatschap.
Hebben Gerrit en Bettine recht op zelfstandigenaftrek? Motiveer het antwoord.
Ja. Er is sprake van verbonden personen in de zin van art. 3.6 lid 3 Wet IB, Bettine is een bloedverwant in de rechte lijn van Gerrit. Het samenwerkingsverband is gebruikelijk, immers beiden zijn advocaat. Haar werkzaamheden zijn niet hoofdzakelijk van ondersteunende aard. Aan het urencriterium is door beiden voldaan.
Neem aan dat Gerrit en/of Bettine recht hebben op ondernemersaftrek. Welk bedrag aan zelfstandigenaftrek en MKB-vrijstelling kunnen zij dan in mindering brengen op de winst over 2023? Bereken de belastbare winst voor zowel Gerrit als Bettine.
Louis Marinussen is in 2021 een onderneming begonnen. Over het jaar 2023 is het volgende overzicht samengesteld:
Dit overzicht is fiscaal correct. Ook met privégebruik en afschrijvingen is rekening gehouden. Louis heeft over 2023 recht op € 4.000 investeringsaftrek.
Bereken de belastbare winst voor Louis, rekening houdend met alle van toepassing zijnde fiscale faciliteiten.
Sander Teunissen is in de loop van het jaar 2022 na het beëindigen van zijn studie gestart met een huisartsenpraktijk, hij werkt hierin gemiddeld 50 uur per week. Sander woont samen met Noortje de Vries. Noortje werkt voltijds als assistente in de praktijk van Sander; zij heeft hiertoe de opleiding doktersassistente gevolgd.Vanaf 1 januari 2023 gaan Sander en Noortje op advies van hun belastingadviseur een man-vrouwmaatschap aan. In de overeenkomst wordt de winst van de maatschap 50/50 verdeeld, terwijl in zakelijke verhoudingen een winstverdeling van 70/30 zou zijn overeengekomen.
Worden zowel Sander als Noortje vanaf 1 januari 2023 als ondernemer in de zin van de Wet IB aangemerkt? Motiveer het antwoord.
Ja, de onderneming wordt zowel voor rekening en risico van Noortje als Sander gedreven en zij zijn beiden verbonden voor verbintenissen betreffende die onderneming.
In de aangiften inkomstenbelasting wordt de winst over het jaar 2023, conform de man-vrouwmaatschapsovereenkomst, aan ieder voor de helft toegerekend.
Zal de inspecteur met deze winstverdeling van Sander en Noortje accepteren?
Motiveer het antwoord.
Nee, uitgangspunt bij een man-vrouwmaatschap is dat er zakelijk gehandeld moet worden tussen man en vrouw. Zakelijk handelende partijen zouden aan Sander 70% en aan Noortje 30% van de winst hebben toegerekend. Daarom zal de inspecteur de ingediende aangiften corrigeren, zodat 70% van de winst aan Sander en 30% aan Noortje wordt toegerekend.
Zowel Sander als Noortje claimen in hun aangifte de zelfstandigenaftrek, de startersaftrek en de MKB-vrijstelling. Daarnaast verzoeken zij beiden om toevoeging aan de fiscale oudedagsreserve.
Heeft Sander recht op deze ondernemersfaciliteiten? Motiveer het antwoord.
Ja, Sander heeft recht op deze aftrekposten.
Sander voldoet aan het gestelde urencriterium van meer dan 1.225 uren werkzaam zijn in de onderneming waaruit men als ondernemer winst geniet. Daarnaast wordt hij als startend ondernemer aangemerkt omdat hij voldoet aan de voorwaarde dat hij in een of meer van de 5 voorafgaande kalenderjaren geen ondernemer was en bij hem in die periode niet meer dan twee keer de zelfstandigenaftrek is toegepast.
Heeft Noortje recht op deze ondernemersfaciliteiten? Motiveer het antwoord.
Noortje heeft wel recht op de MKB-winstvrijstelling, maar niet op de zelfstandigen- en startersaftrekBij Noortje is sprake van een ongebruikelijk samenwerkingsverband tussen verbonden personen in de zin van art. 3.6 lid 2 Wet IB. Hierdoor tellen de uren voor werkzaamheden die zijn verricht ten behoeve van het samenwerkingsverband die hoofdzakelijk van ondersteunende aard zijn en waarbij het ongebruikelijk is dat een dergelijk samenwerkingsverband tussen niet-verbonden personen wordt aangegaan niet mee. Dit heeft tot gevolg dat Noortje niet aan het urencriterium voldoet. Hierdoor heeft zij geen recht op de zelfstandigenaftrek en de startersaftrek.
Op 1 juli 2023 schaffen zij een nieuwe computer aan met een uitgebreid softwarepakket voor de patiëntenadministratie. Op deze datum wordt de volledige inventaris vernieuwd. De totale investeringsprijs is € 40.000.
Geef een berekening van de hoogte van de investeringsaftrek waar Sander en Noortje ieder recht op hebben.
Voor de beoordeling van de hoogte van het percentage worden de investeringen van Sander en Noortje bij elkaar opgeteld (art. 3.41 lid 3 Wet IB). Er is sprake van een totale investering van € 40.000; hierbij bestaat recht op totale aftrek van 28% van € 40.000 = € 11.200. Hiervan heeft Sander recht op een aftrek van 70% van € 11.200 = € 7.840 en Noortje 30% van € 11.200 = € 3.360.
In oktober 2023 voert Sander bij een patiënt een verkeerde behandeling uit. Het gevolg hiervan is dat de patiënt levenslang invalide is. Sander wordt door de patiënt voor de hieruit voortvloeiende schade aansprakelijk gesteld. Hij krijgt in 2023 een factuur van € 20.000 voor zijn advocaatkosten, waarvan hij in 2023 € 12.000 en in 2024 € 8.000 betaalt. Sander verwacht dat hij in 2024 een definitieve schadevergoeding aan de patiënt moet betalen van € 100.000.
Kan het volledige bedrag van de factuur van de advocaat in 2023 ten laste van de winst worden gebracht? Motiveer het antwoord.
Ja, € 20.000, de kosten zijn opgeroepen door de bedrijfsuitoefening. Op grond van het goed koopmansgebruik moet elk jaar zijn eigen lasten dragen. De kosten zijn in 2023 gemaakt en kunnen dan ook volledig in 2023 in mindering op de winst worden gebracht, ongeacht het tijdstip waarop de uitgaven zijn gedaan.
Heeft de vermoedelijke betaling van € 100.000 in 2024 invloed op de fiscale winst van 2023? Motiveer het antwoord
Ja, Sander en Noortje kunnen een voorziening op de balans per 31 december 2023 opvoeren van het bedrag dat ze vermoedelijk aan schadevergoeding moeten betalen. Deze uitgaven worden opgeroepen door de bedrijfsuitoefening in 2023.